Paroxismale nachtelijke
hemoglubinurie

oorzaken, diagnose en onderzoek

Oorzaak PNH

Door een defect gen in de stamcellen die bloed maken in het beenmerg, breken rode bloedcellen te snel af. Dit heet hemolyse. Zo wordt het natuurlijke afweersysteem aangetast en wordt het lichaam niet meer beschermd tegen infecties. De oorzaak van deze genmutatie is niet bekend.

Van dit gen-foutje hebben vooral rode bloedcellen last. Ze missen de nodige eiwitten op de buitenkant van hun cel: een pantser tegen de afbraak van rode bloedcellen. De eiwitten zitten met een zogenaamd anker vast aan de oppervlakte van de rode bloedcellen. Bij mensen met PNH ontbreekt dit anker. Op die manier kunnen de eiwitten – waarvan de aanmaak wel gewoon doorgaat – zich niet hechten aan de oppervlakte van bloedcellen. 

PNH-kloon

Wat is het?

Het bloed van een persoon met PNH bestaat deels uit gezonde cellen en deels uit PNH cellen. De aangedane bloedcellen tezamen noemen we de PNH-kloon. Als bijvoorbeeld 10 van de 100 bloedcellen gemaakt wordt door de afwijkende beenmergstamcel, dan is de PNH kloon 10 procent. Als 90 van de 100 bloedcellen afwijkend is, dan is de PNH kloon 90 procent. De aangedane bloedcellen tezamen noemen we de PNH-kloon. Het is belangrijk om de grootte van de PNH-kloon in de gaten te houden omdat deze iets zegt over de ernst van de PNH en de mate van bloedafbraak. 

Mogelijke verklaring

Het aandeel PNH-cellen – de grootte van de PNH-kloon – kan in de loop van de ziekte toenemen. Een mogelijke verklaring is dat afweercellen gericht tegen het eigen beenmerg zorgen voor het groeien van de PNH-kloon.

Afweercellen (T-cellen) vallen normaliter alleen binnendringers van buitenaf aan, maar soms ook lichaamseigen cellen. Onderzoekers denken dat dit ook het geval is bij mensen met PNH. Wanneer de T-cellen het beenmerg binnenkomen, vallen zij de normale stamcellen aan en deze leggen hierbij één voor een het loodje. De PNH-stamcellen zien er anders uit door de mutatie, worden niet herkend en overleven de aanval. Ze krijgen dus de kans om zich te blijven delen en rijpe bloedcellen te produceren, waardoor ze ook in de bloedbaan de overhand krijgen ten opzichte van de normale cellen.

Diagnose en onderzoeken

Als de klachten op PNH duiden, is het belangrijk zo snel mogelijk de onderliggende aandoening vast te stellen. Dat gebeurt in drie stappen:

1. Ziektegeschiedenis

De arts vraagt naar symptomen en klachten.

2. Lichamelijk onderzoek

De arts kijkt of de persoon bleek is en tekenen van infecties of (onderhuidse) bloedingen laat zien. Ook wordt onderzocht of de milt of lever vergroot is en of er tekenen van trombose (bloedstolsel) zijn.

3. Bloed- en urineonderzoek

Er volgt een uitgebreid bloed- en urineonderzoek.

Bloedonderzoek

Er wordt een bloedtelling gedaan en daarbij wordt gekeken naar de rode bloedcellen (het hemoglobine), de witte bloedcellen en de bloedplaatjes. Daarnaast wordt gekeken naar de mate van bloedafbraak, de nier- en de leverfunctie, en naar ijzer en vitamines.

Urine-onderzoek

Er wordt gekeken of er hemoglobine in de urine zit en in welke mate de rode bloedcellen worden afgebroken.

Beenmerg­onderzoek

Dit is bedoeld om andere aandoeningen uit te sluiten. Het laat zien in hoeverre het beenmerg functioneert. PNH kan samengaan met een andere beenmergaandoening. Het meest voorkomend is  aplastische anemie.

Dé test voor de diagnose PNH

PNH is het gevolg van een genetische verandering in een bloedstamcel. Hierdoor ontbreken bij afstammelingen van deze cel bepaalde eiwitten, die allemaal op dezelfde manier aan de cel zijn verankerd. Ze heten daarom ‘ankereiwitten’. Een zogenaamde flowcytometer kan het ontbreken van deze ‘ankers’ aantonen.

Een onderzoeker bekijkt via de flowcytometer de drie typen cellen, die zich in het bloedplasma bevinden::

  • rode bloedcellen (erytrocyten), die belangrijk zijn voor zuurstoftransport.
  • witte bloedcellen (leukocyten), die zorgen voor afweer (immuniteit). Deze kennen verschillende variëteiten:
    – monocyten
    – granulocyten
    – lymfocyten
Video afspelen

Voorbeeld van een Beenmergbiopsie

 

Bloedonderzoek

De arts doet regelmatig verschillende bloedonderzoeken. Zo krijgt hij een beeld van de conditie van de persoon met PNH. En weet hij wat er moet gebeuren. Het eerste onderzoek is een bloedtelling. Er wordt gekeken naar de rode bloedcellen (het hemoglobine), de witte bloedcellen en de bloedplaatjes. Daarnaast wordt gekeken naar de mate van bloedafbraak, de nier- en de leverfunctie, en naar ijzer en vitamines.

Rode bloedcellen

Het tellen van de rode bloedcellen gaat per kubieke millimeter bloed. Het normale aantal voor vrouwen is 4,2 tot 5,4 miljoen en voor mannen 4,4 tot 6 miljoen.

Bij PNH is de hemoglobine verlaagd door de bloedafbraak. En bij een deel van de patiënten wordt het hemoglobine nog lager, doordat ze veel ijzer via de urine verliezen.

De arts kan ook het aantal jonge (nieuw gevormde) rode bloedcellen (reticulocyten) tellen. Dat bedraagt normaal een procent van het totaal aantal rode bloedcellen. Heeft het lichaam behoefte aan meer rode bloedcellen? Dan verhoogt het beenmerg de productie van deze reticulocyten.

Witte bloedcellen

De witte bloedcellen worden meestal geteld als groep. Maar als gedetailleerdere informatie nodig is, dan kunnen ook de specifieke typen witte bloedcellen worden geteld.

Bloedplaatjes

Bloedplaatjes (trombocyten) zorgen voor het stollen van het bloed. Het normale aantal bloedplaatjes ligt tussen 150 tot 450 miljoen per milliliter bloed. Als de gemeten waarden onder of boven het normale niveau liggen, dan wijst dit op een bloedaandoening.

Referentiewaarden

De uitkomst van een bloedonderzoek wordt weergegeven in de vorm van een getal of percentage: de zogenaamde referentiewaarden. Die zijn ook afhankelijk van factoren zoals leeftijd, geslacht, gewicht, te volgen dieet, et cetera.

 

PNH is geconstateerd, hoe nu verder?

Lees meer over onder andere verschillende behandelingen en het zorgtraject.